Opcirkelen in de bouw

Samenvattend eindrapport, september 2020

Praktische voorbeelden van circulair bouwen zijn er momenteel pas mondjesmaat. Goede voorbeelden zijn nodig om koudwatervrees weg te nemen. De uitkomsten van het onderzoek “Opcirkelen in de bouw” zijn handvatten voor elke partij die aan de slag wil met duurzamer bouwen en de kansen die circulariteit daarbij biedt wil benutten.

Na een introductie op het rapport worden hieronder vijf deelonderwerpen gepresenteerd die noodzakelijk zijn om de visie en strategie rond (meer) circulair bouwen te verwezenlijken.

Projectleider: Marc van Ommen, TNO

Tekst gaat verder onder de foto

Opcirkelen in de Bouw: inleiding

In de periode 2018-2020 heeft een gezelschap van in totaal 19  bedrijven en instituten in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda gewerkt aan het project ‘Opcirkelen in de Bouw’. Doelstelling van het project was:

  • Een tastbare bijdrage leveren aan opschaling van circulariteit in de bouw;
  • .. met focus op het optimaal inzetten van secundaire bouwmaterialen uit bestaande bouw
  • .. en een reductie van de uitstoot van broeikasgassen gerelateerd aan het gebruik van bouwmaterialen.

Om de visie en strategie rond (meer) circulair bouwen te verwezenlijken zijn vijf deelonderwerpen geïdentificeerd als noodzakelijk (en in onderstaande figuur als blauwe bouwstenen weergegeven). In willekeurige volgorde gaat het om: 

  1. Inzicht in de toekomstige vraag naar bouwmaterialen en het dito secundaire aanbod daarvan (uit sloop van bestaande gebouwen).
  2. Inzicht in opwerktechnieken om secundaire materialen geschikt te maken voor nieuwe inzet.
  3. Een helder beeld van de kwaliteit die secundaire bouwmaterialen moeten hebben om te voldoen aan juridische voorwaarden.
  4. Om de circulaire inspanningen meetbaar te maken, zijn indicatoren (o.a. losmaakbaarheid) nodig om alternatieven te kunnen vergelijken op mate van circulariteit.
  5. Hoe kan de samenwerking in de keten beter gemaakt worden, zodat verdienmodellen zo veranderen dat dit voor alle partijen een winstgevend ondernemen oplevert.

Met kennis van deze vijf bouwstenen kan een opdrachtgever bij een aanbesteding sturen op duurzaamheid en meer circulariteit. Juist door een betere samenwerking in de keten hoeft de opdrachtgever geen aannames te doen (zelf te bedenken) maar wordt praktijkkennis en ervaring van de echte kenners ten volle benut.

Deelonderwerpen

Hieronder worden de genoemde deelonderwerpen (bouwstenen) stuk voor stuk gepresenteerd. Dat alles wordt trouwens op twee niveaus aangeboden: op hoofdlijnen samengevat voor wie de principes wil begrijpen, maar slechts op afstand meedoet, en meer de diepgaand en gedetailleerd in achterliggende documenten voor wie in de praktijk aan de slag gaat met meer circulair bouwen.

Materialen: vraag en aanbod

Vanuit de doelstelling van de overheid om kringlopen te sluiten en naar een volledige circulaire bouweconomie te gaan in 2050, is gekeken naar de bouwopgave voor de komende jaren. Om ook hergebruik van bouwmaterialen te kunnen opschalen is het van belang te weten om welke materialen en welke volumes het gaat. De prognoses voor renovatie, sloop en nieuwbouw activiteiten voor woningbouw in Nederland zijn gebruikt om de volumes bouwmaterialen in kaart te brengen.

De verwachting tot 2050 is dat de vraag naar materialen groter zijn dan wat er vrijkomt bij het slopen van bestaande bouw. Dit komt omdat er een enorme vraag is naar woningbouw. Er ligt een focus op veel nieuwbouw en verduurzamen van bestaande woningen (dus vraag naar materialen voor isolatie en installaties bij renovaties). Wel zijn er per regio grote verschillen zichtbaar in de vraag naar materialen. Ook al zijn bestaande gebouwen die gesloopt worden niet ontworpen met een circulaire visie, de vrijkomende bouwmaterialen kunnen toch opnieuw gebruikt worden. Vanwege vaak ongelijktijdige vraag en aanbod van materialen lukt het niet altijd om materialen lokaal her te gebruiken. Maar dit is geen belemmering: het is juist zinvol om hergebruik en recycling regionaal of zelfs nationaal te organiseren. Dit geeft efficiëntie in opschaling van opwerkingstechnieken. Daarnaast is vanuit milieu-perspectief de bijdrage van transport voor veel materialen relatief klein.

Dat de vraag naar materialen groter is dan het aanbod betekent ook dat voor nieuwbouw slim gekeken moet worden naar ontwerp-  en materiaalkeuzes om bij te dragen aan duurzame bouw.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen?

  1. Analyse volumes bouwmaterialen in komende decennia: De vraag is meestal groter dan het aanbod.
  2. Vraag naar materialen en aanbod (hergebruik uit sloop) weet elkaar niet te vinden of is niet gelijktijdig.
  3. Transport heeft minder impact dan veel nieuwe productie: opschaalbaarheid wordt geholpen door materiaalstromen in een veel groter gebied te organiseren.

Hoe verder?

Focus op effectief inzetten van vrijkomende materialen uit renovatie en sloop is zinvol omdat de vraag naar materialen veel groter is. Daarnaast is het van belang om slim om te gaan met keuze voor nieuwe materialen voor de grote bouwopgave die voor ons ligt omdat een volledige gesloten kringloop vanuit bestaande materialen niet haalbaar is. Leren  vanuit de bestaande bouw kan zinvol worden ingezet bij het maken van deze nieuwe keuzes.

Meer informatie

Deelrapport: Vraag en aanbod van materialen woningbouw 2020-2050, Sanne van Leeuwen, Anna Schwarz (TNO)

Opwerktechnieken

Hoe kunnen vrijkomende materialen bij renovatie en sloop van gebouwen opnieuw worden gebruikt? Welke manieren van recycling of hergebruik zijn er mogelijk en wat is effectief vanuit een milieu perspectief?

Voor een aantal veel voorkomende materialen zijn bestaande en opkomende opwerkingstechnieken op een rij gezet: zowel recycling op materiaalniveau als hergebruik van elementen. Van deze verschillende technieken is de milieu-impact bepaald.

Materialen en bouwproducten vanuit de bestaande bouw zijn nooit met een circulaire visie ontworpen en daarmee op productniveau vaak lastig/bewerkelijk om uit een gebouw te oogsten. Ook zijn er vaak nieuwe eisen of is maatvoering in de tijd veranderd waardoor op product of elementniveau hergebruik niet altijd mogelijk is. Toch is op materiaalniveau ook winst te behalen: in de meeste gevallen de milieu-impact van de verwerking lager dan de impact van de productie van nieuwe materialen en producten. Dit betekent dus dat er milieuwinst te behalen is doordat er minder nieuwe materialen nodig zijn.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen?

  1. Voor de meeste materialen zijn verschillende opwerkingstechnieken mogelijk voor recycling van het materiaal.
  2. Hergebruik op product- of elementniveau is vanuit de bestaande bouw voor sommige producten niet haalbaar op grote schaal omdat
    • In de ontwerp fase daarmee geen rekening is gehouden
    • Er andere eisen worden gesteld bij nieuwbouw
  3. Voor de meeste opwerking is de milieu-winst door uitsparing van primaire materialen groter dan de milieukosten voor de verwerking, maar dit is geen vanzelfsprekendheid.

Hoe verder?

Inzichten op opwerkingstechnieken kunnen worden ingezet om bepaalde keuzes te maken voor vrijkomende materialen hoe deze opnieuw ingezet worden. Daarnaast kan deze kennis worden ingezet voor keuzes in nieuw te realiseren gebouwen. Door al in de ontwerpfase na te denken hoe materialen en producten worden ingezet kan hergebruik en recycling nog efficiënter worden gedaan.

Meer informatie:

Deelrapport: Opwerkingstechnieken voor secundaire materialen, Sanne van Leeuwen, Anna Schwarz, Peter Kuindersma (TNO)

Deelrapport: Opwerking van materialen vrijkomend bij renovaties van de gebouwschil, Sanne van Leeuwen, Anna Schwarz, Lucinda Kootstra, Peter Kuindersma (TNO)

Kwaliteit

Kwaliteit wordt vaak als belemmerende factor genoemd bij hergebruik van materialen en producten, want kan iets nog een tweede leven mee als het daarvoor niet ontworpen is? Daarnaast is de vraag hoe de markt de belemmeringen en uitdagingen op het gebied van ‘kwaliteit’  die te maken hebben met hergebruik en circulariteit in het bouwdomein ervaart. Doel van dit onderwerp is het in kaart brengen maken van deze belemmeringen en het geven van oplossingsrichtingen en aanbevelingen. Hierbij is ook de relatie met wet- en regelgeving, normering, standaardisatie en certificering gelegd.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen?

  1. De transitie naar meer circulariteit vraagt om nieuwe visies, richtlijnen en regels. Regelgeving en veiligheidseisen (bouwbesluit en einde-afval criteria) staan soms hergebruik in de weg.
  2. Desondanks kan er al veel: ook vanuit de bestaande situatie zijn er al diverse mogelijkheden die hoogwaardig hergebruik en recycling mogelijk maken.

Hoe verder?

Richtlijnen en regels moeten beter aanhaken bij circulaire visie. Afvalrichtlijnen zouden bijvoorbeeld beter moeten aanhaken bij mogelijkheden om secundaire grondstoffen te gebruiken. Daarnaast is er veel onduidelijk in de markt wanneer je waaraan moet voldoen. Een handvat of leidraad van het circulair bouwen zou kunnen helpen om helderheid te verschaffen in de grote hoeveelheid regels gerelateerd aan bouwbesluit, certificering, en afvalbeleid.

Daarnaast is een dialoog over kwaliteitseisen ook van groot belang, want een nieuwe toepassing bepaalt immers de eisen die worden gesteld aan een materiaal of product en maakt hergebruik dus afhankelijk van de context.

Meer informatie

Deelrapport: Kwaliteit en circulariteit, Sanne van Leeuwen, Peter Kuindersma (TNO)

Indicatoren

Hoe meet je circulariteit? Oftewel, welke indicatoren zeggen iets over de circulariteit van een renovatieproject? Goede indicatoren zijn nodig om de wenselijkheid, haalbaarheid en voortgang van circulaire oplossingsrichtingen in te kunnen schatten. Er zijn al een aantal circulariteitsindicatoren ontwikkeld of in ontwikkeling, maar een eenduidige methodiek is er nog niet. In dit onderdeel is een stap gemaakt in het meer inzichtelijk krijgen van circulariteit voor de renovatie van een woonwijk. Hiervoor is de methodiek voor circulariteit van verschillende modellen toegepast op materiaalgegevens van verschillende circulaire scenario’s voor de renovatie van een standaard Nederlandse woonwijk. Dit is een oefening om meer inzicht in de modellen te krijgen, en te kijken of dit vertaald kan worden naar praktische uitgangspunten voor beleid en strategie voor het circulair ontwikkelen van renovatie projecten.

De vergeleken opties in de circulaire scenario’s zijn ook gekoppeld aan treden op de R-ladder. Dit is een ruwe vuistregel voor het sturen op maximale grondstofbesparing in productketens, en loopt van preventie, via hergebruik naar recycling. Daarnaast is de indicator losmaakbaarheid verder uitgediept aan de hand van wetenschappelijke literatuur.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen?

  1. Indicatoren geven richting aan in de circulaire transitie voor de bouw.
  2. Er is nog geen concrete set indicatoren voor circulair renoveren en bouwen.
  3. Er zijn verschillende methoden om circulariteit te bepalen, maar eenduidige methodiek voor circulariteit is nog niet uitgekristalliseerd.

Hoe verder?

Er is nog geen eenduidige methode  om circulariteit in de bouw te meten. Daarom is het belangrijk hierover betrokken te blijven bij recente ontwikkelingen, bijvoorbeeld via het platform CB’23.

Om toch grof te kunnen sturen op circulariteit zijn de volgende 5 indicatoren goed om mee te nemen in de huidige fase van de transitie. Dit zijn:

  • Massa% primaire grondstof; hoeveel en welke van de benodigde grondstoffen zijn van primaire oorsprong (‘virgin materials’). Sturen op minimalisatie.
  • Massa% secundaire grondstof; hoeveel en welke van de benodigde grondstoffen zijn van secundaire oorsprong (hergebruikt/gerecycled). Sturen op maximalisatie.
  • Massa% naar stort; Hoeveel en welke materialen worden gestort tijdens het (renovatie)proces. Sturen op minimalisatie.
  • Losmaakbaarheid van nieuw geplaatste onderdelen;  Sturen op losmaakbaarheids-strategieën voor nieuw geplaatste onderdelen.
  • Aanwezigheid materiaalpaspoort; Vastleggen van de gebruikte materialen, inclusief eventuele zorgwekkende stoffen. Bijvoorbeeld via het format van CB’23.

Daarnaast is de R-ladder een geschikte methode om snel inzicht te krijgen in circulariteit. Over het algemeen blijkt namelijk dat hoe hoger op de R-ladder, hoe beter het uitpakt voor een circulaire score. Wees echter altijd kritisch op hetgeen gemeten wordt en wat dit zegt; het grote (circulaire) plaatje voor ogen houden is belangrijk.

Meer informatie

Deelrapport Indicatoren voor circulariteit in de bouw, Michiel van Kuppevelt (RIVM), Pieter Stoutjesdijk (TUD)

Samenwerken in de keten

“Samenwerken in de keten” beschrijft de bevindingen volgens een stappenplan om tot een circulaire businessmodel te komen en laat zien hoe veranderende rollen en samenwerkingsvormen het circulair hergebruik en circulair bouwen (renoveren) ondersteunen. Dit theoretisch lineaire, maar in de praktijk iteratieve stappenplan is besproken, doorgelopen en geëvalueerd met verschillende stakeholders zoals sloopbedrijven, woningbouwverenigingen en enkele experts. De bevindingen zijn gecategoriseerd volgens de vier stappen: Gezamenlijke definitie en ambitie, Gezamenlijk leren, Netwerkdynamiek en Businessmodel.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen?

  1. Er is een gedeelde visie paradox. Aan de ene kant zijn visies zacht en gebaseerd op referentiekaders en mentaliteit. Aan de andere kant worden visies beïnvloed door harde factoren, zoals solide contracten en definitieve prijsafspraken. Organisaties moeten onderhandelen over de bandbreedte van wat vast is en waar er ruimte is om te manoeuvreren.
  2. Businessmodellen van organisaties raken met elkaar verweven. Bewustzijn, transparantie en vertrouwen zijn cruciale voorwaarden voor het ontwikkelen van samenwerkende businessmodellen.

Hoe verder?

Voor een structuur om een visie routekaart te ontwikkelen voor samenwerking in de keten kan het Value Hill Model hulp bieden. De Value Hill stelt een categorisatie voor op basis van de levenscyclusfasen van een product: de pre-, in- en post-use fase. Het samenwerkingsmodel biedt daarin inzicht in de te nemen stappen om van ambitie via samenwerking tot circulaire businessmodellen te kunnen komen.

Vanuit het management van de organisatie moet als start een duidelijke definitie en ambitie worden uitgezet op het gebied van circulair bouwen.  De organisatie moet daarop worden ingericht. Transparantie bij informatieverschaffing is hierbij cruciaal.

Meer informatie

Deelrapport Samenwerken in de keten, Frits Schultheiss, Huub Schoenaker (HAN), Karen Jansen, Han van Son (Avans), Jonas Kolenberg (De Groene Jongens), Taco Tuinhof (Rothuizen Architecten) 

Aanbesteden

Dit deeltraject had specifiek tot doel om een manier van aanbesteden te vinden die een zo goed mogelijk circulaire, en anders tenminste zo duurzaam mogelijke, wijze van bouwen voor een bepaald project of specifieke opgave mogelijk maakt.

De in het project opgedane inzichten in de totale milieu-impact van materiaal en verwerkingsmethodes zijn daarbij zinvol voor het gesprek met zowel verwerkers als toeleveranciers. En ook in communicatie met bewoners en marktpartijen is dit soort kennis nuttig als feitenbasis om een verkennend gesprek te starten.

Uit het onderzoek is gebleken dat het voor bijvoorbeeld projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties en gemeentes (die de herinrichting van de openbare ruimte verzorgen) waardevol is om verschillende hergebruikmogelijkheden en opwerkingstechnieken te kunnen vergelijken op milieu- en klimaatimpact (meestal uitgedrukt in milieukostenindicator, MKI).

Voor specifieke bouwprojecten kan de data ondersteunend zijn bij het maken van (circulaire) keuzes. Wanneer er een inventarisatie van beschikbare materialen wordt gedaan kunnen de data uit het digitaliseringswerkpakket helpen om te vergelijken met de vraag naar materiaal voor nieuwbouw in een bepaalde regio.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen?

  1. Circulair aanbesteden moet door de hele organisatie, maar in het bijzonder op directieniveau gedragen worden, om het project echt kans van slagen te geven.
  2. In het bijzonder co-creërend aanbesteden biedt daarbij de beste kansen voor circulariteit. Deze manier van aanbesteden staat echter nog wel het verst van de huidige praktijk. Het vertrouwen in alternatieve manieren van aanbesteden moet nog groeien.

Wat te doen als volgende stappen?

Praktische voorbeelden met optimaal bij circulair bouwen passende manieren van aanbesteden (zoals co-creërend aanbesteden) zijn er pas mondjesmaat. En juist aan zulke succesvolle voorbeelden is veel behoefte. Er bestaat nu nog een zekere huiver om de bekende (traditionele) vormen van aanbesteden los te laten, niet in het laatst omdat beheersing van kosten zoveel aandacht krijgt. Door eerder in het aanbestedingsproces al te (laten) bekijken of, en vooral ook hoe, circulariteit kan helpen het gevraagde bouwproject te realiseren op een duurzamer manier, valt er héél veel te winnen. Het proefsgewijs inzetten van andere -beter bij duurzaam en circulair passende- vormen van aanbesteden, zorgt ervoor dat alle partijen stappen gaan zetten, de gewenste succesvolle voorbeelden wel beschikbaar komen, en dat bij overheden en aanbestedende partijen vertrouwen groeit in circulair aanbesteden.

Meer informatie

Deelrapport Circulair aanbesteden, Naomi Montenegro Navarro (TNO), Mark Bolech (TNO)

Meer informatie

Meer informatie over Opcirkelen in de bouw: Marc van Ommen, TNO,