Opcirkelen: ‘aspecten van circulaire businessmodellen’

Wil je echt circulair bouwen, dan heb je in je voorbereiding veel meer tijd nodig

Het innovatieproject ‘Opcirkelen in de Bouw’ is een tweejarig kennistraject waarin zeventien partners samenwerken en onderzoek doen op het gebied van hergebruik van secundaire bouwmaterialen (zie ‘Even voorstellen: Opcirkelen in de Bouw’). Binnen het project wordt er op vijf verschillende thema’s kennis ontwikkeld. In de komende edities van het Stadsblad zal er elke keer één thema uitgelicht worden. Dit keer het onderwerp ‘aspecten van circulaire businessmodellen’.

Waardesoorten

In de lineaire economie wordt vaak alleen gekeken naar financiële en materiële waarden. In de circulaire economie worden daarnaast ook intellectuele, menselijke, sociaal-relationele en natuurlijke waarden in beschouwing genomen volgens de principes van de zes waardesoorten, gebaseerd op het Six Capital model van IIRC[1]. De zes waardesoorten, gebaseerd op de principes van Triple P (People, Planet en Prosperity) helpen organisaties bij hun beleidsvoering -tegelijkertijd- na te denken over alle daarop gebaseerde aspecten en daarin voortdurend te zoeken naar de balans daarin. Door in de keten, of beter gezegd in de circulaire netwerken, dezelfde taal te spreken ontstaat integraal inzicht in de consequenties van door organisaties gemaakte keuzes.

Deze wijze van denken vanuit beleidsvoering en de dagelijkse operatie is essentieel voor het nieuwe denken, voor bevordering van de circulaire economie. Dat is lastig! Dat creëert ook extra kansen voor nieuwe circulaire businessmodellen. Dat is voorwaardelijk voor toekomstbestendig ondernemen. Voor de businessmodellen in de circulaire economie is het dus noodzakelijk te kijken naar de meervoudige waardecreatie als organisatie, maar ook in relatie tot de externe omgeving. Leveranciers en opdrachtgevers zullen in deze relatie met elkaar aan de haalbaarheid van toekomstige oplossingen moeten werken.  

Voorbeelden van circulaire businessmodellen zijn servicemodellen, zoals ‘Light as a service’ van Philips of ‘circulaire gevels als een service’ van Alkondor. Daarbij gaat het om de functie en prestatie in plaats van het product, waarbij de verantwoordelijkheid voor ‘een volgend leven’ van de ingezette grondstoffen en materialen bij de leverancier blijft liggen. In de lineaire economie wordt waarde gecreëerd in het maak- en verkoopproces. In het gebruiksproces neemt de waarde snel af, om het product daarna weg te gooien. In de circulaire economie worden producten niet alleen zo lang mogelijk en met hun hoogste waarde in stand gehouden, maar ook dat deze na gebruik opnieuw ingezet kunnen worden. Dat stelt -nieuwe- eisen aan alle spelers in de voortbrengingsketen, tot en met de gebruikers. Steeds meer spelers stellen die eisen en die zijn niet meer -alleen- gebaseerd op kosten. In een branche, waar tot voor kort 20 tot 30 procent van de kosten voor waste en falen nog als gegeven werd geaccepteerd, staan we voor een enorme transitie!

Het oorspronkelijke 10-R model van Cramer, waar inmiddels meer R’en aan zijn toegevoegd, is een ladder van circulariteit. Deze ladder kan dienen als model om zo lang mogelijk waarde in stand te houden. Hoe hoger op de ladder, des te meer waardebehoud. Refuse is hierin de beste optie, Recycle de een na slechtste optie.

Circulaire businessmodellen

Er is nog weinig kennis beschikbaar over voorwaarden om tot circulaire businessmodellen te kunnen komen. In ons onderzoek verkennen wij hoe bedrijven in de bouwsector de transitie naar een circulaire economie aanpakken. We zien hoe spelers buiten de branche zich storten op oplossingen voor de bouw. Zo worden parallellen gelegd naar automotive, waarbij in ontwerp en design aandacht besteed wordt aan productiemethoden, die maatwerk mogelijk maken, maar ook anticiperen op efficiënt gebruik en hergebruik. Binnen de bouwbranche zijn met name ‘sloopbedrijven’ van huis uit al geruime tijd bezig met dit thema. Hun ervaringen zijn van groot belang voor het omgaan met de bestaande voorraad, maar ook voor feedback naar designers, ontwerpers en architecten. Om deze reden zijn 10 ‘circulaire slopers’, of beter: ‘materialendelvers’, geïnterviewd met een vooraf opgestelde vragenlijst op basis van het samenwerkingsmodel van Leising et al. (2018). Dit conceptuele model is door Expertise Centrum Sustainable Business van Avans Hogeschool in het project ‘Hoger op de ladder’ in 2019 uitgewerkt (zie Figuur 1).  

Figuur 1. Samenwerkingsmodel op basis van Leising et al. (2018). Overgenomen uit Hoger op de ladder door K.L Janssen en J.W.A. van Son, 2019, Breda: Expertisecentrum Sustainable Business. Copyright 2019, Avans Hogeschool.

Het model beschrijft het pad om via Visie, Gezamenlijk leren en Netwerkdynamiek te komen tot een Businessmodel. In Visie worden de gezamenlijke definitie, ambitie en afzonderlijke bijdrages benoemd. In Gezamenlijk leren gaat het over de manier van samenwerking, ieders rol in die samenwerking en het meten van resultaten. Daarbij gaat het ook over de nieuwe rollen, die noodzakelijk zijn om de transities tot stand te brengen. Netwerkdynamiek behandelt het juridisch kader, financiering en onderhandeling. In het Businessmodel komen de overeenkomst, businessmodel en de implementatie aan de orde.

In de praktijk blijkt het doorlopen van het model niet rechtlijnig te zijn maar cyclisch en iteratief. Samenwerkingen gaan veranderen. Samenwerkingen in het verleden gingen over vooraf gedefinieerde projecten zonder langetermijnvisies en meestal gebaseerd op laagste prijzen en kortste levertijden. De samenwerkingen in de toekomst zullen zich baseren op langetermijnrelaties, op nieuwe rollen en mogelijkheden, op het nieuwe denken. De prestatieafspraken en trade-offs zullen gebaseerd moeten worden op alle waardesoorten. De interviews met de sloopbedrijven laten dit vanuit hun perspectief zien.

Voor de transitie naar circulaire businessmodellen bouwen slopers ook een schat aan kennis en ervaring op. Het inzien van het belang van deze intellectuele waardesoort en het investeren daarin is van groot belang is voor de ontwikkeling, de bouw, het gebruik en onderhoud van bestaand en nieuw vastgoed. Dus niet alleen voor de sloopbedrijven, maar voor alle bij het proces betrokken stakeholders.

Kansen en belemmeringen

Om de markt voor hergebruikte materialen te vergroten, benoemen de sloopbedrijven diverse ‘wortel-, preek- en stok-‘ maatregelen. De transitie naar een circulaire economie vereist het inzichtelijk maken van kosten, baten, kansen en risico’s vanuit alle waardesoorten beschouwd. Als opdrachtgever hebben de centrale en lokale overheden veel mogelijkheden. Zoals druk door middel van een CO2-heffing (op nieuwe materialen en werkzaamheden), een marktvraag naar duurzame innovaties, vaste maatvoering en standaardisering en digitalisering in de vorm van een digitaal platform en fysieke hubs met een reserveringssysteem.

De geïnterviewden benoemen ook een aantal barrières, waarvan gebrek aan visie en verantwoordelijkheid, mede door gebrek aan inzicht en zicht op de mogelijkheden bij de opdrachtgever de eerste is. Zo zijn bij aanbestedingen de beoordelingscriteria vaak nog te vaag. Een sloper krijgt weinig tijd in de voorbereiding, sloopbestek en slooptekeningen zijn vaak incompleet, een sloper is nog geen natuurlijke partner in bouwconsortia en selectief slopen is een -nog opkomend nieuw- specialisme waarvoor lastig een prijs te maken valt. Daarnaast benoemen opdrachtgevers aansprakelijkheden en risico’s zoals tijdsvertraging, kosten voor veilig verwerken van giftige stoffen, het ongemak van ingemetseld en ingestort materiaal en het ontbreken van een ‘track record’ van constructiematerialen zoals het te gebruiken staal en beton voor recycling. Acceptatie in de markt voor het opnieuw inzetten van op deze wijze verkregen grondstoffen en materialen staat nog in de kinderschoenen. Ook de certificeringen van materialen uit de sloop die daardoor verlopen zijn is een uitdaging. Het is een tijdrovend en duur proces een certificaat te verkrijgen op hergebruikt materiaal.

Vraag en aanbod

Ook de afstemming van vraag en aanbod is een uitdaging. Producten, die beschikbaar komen kunnen doorgaans niet direct worden ingezet. Om deze aan te kunnen bieden zullen deze na geschikt te zijn gemaakt voor een volgend gebruik ook opgeslagen moeten worden. Er ontbreekt een centrale koppeling aan een digitaal platform en het ontbreekt aan transparante koppelingen tussen platforms en fysieke ‘hubs’. De slopers kunnen de markt verleiden door inventarisatie en ontsluiting van vraag en aanbod met als driver regie op verkoop en zekerheid van de afzet. Daarbij kunnen opdrachtgevers architecten en slopers betrekken bij de wens om bestaande bouwproducten te gebruiken door samenwerking in allianties en door cocreatie. Het gezamenlijk leren en de netwerkdynamiek met haar kaders zal voor de bevordering van goede oplossingen dus meer circulair ingestoken moeten worden.

Verdienmodellen

Financiële aspecten van verdienmodellen zijn volgens de geïnterviewden de kosten (o.a. arbeid, opslag, onderzoek en kwaliteitsborging) en opbrengsten (aanneemsom, opbrengst materiaal), waarbij de opbrengst van materiaal vaak afhankelijk is van standaards als de maatvoering van constructielengtes. Presentatie op basis van modulariteit en standaards zullen de ontwikkelingen zeker versnellen.

Een veelgenoemd aspect is een boekhoudkundige: de afschrijving van materialen. In plaats van een afwaardering naar 0% zou een afwaardering naar bijvoorbeeld 40% voor circulair ontworpen bouwproducten een kans kunnen zijn. In elk geval moeten de kosten van de extra activiteiten om verzamelde materialen geschikt en beschikbaar te maken voor verkoop in het hergebruik circuit terugverdiend worden. De andere waardesoorten spelen ook een rol. De toegevoegde waarde van de sloper is het verdienmodel van deze specialist. Genoemde drijfveren voor sluitende verdienmodellen zijn onder andere duurdere grondstoffen, demontabel bouwen, het opnemen in het bestek van hergebruik met een plan voor demontage, maar ook wetgeving zoals de afvalstoffenwet, stimulering van circulariteit in het bouwbesluit en afspraken over flexibel eigenaarschap.

Aan het 10-R model van Cramer wordt door de slopers in ieder geval Register (het registreren van materialen en grondstoffen in een digitaal platform) als voorwaarde toegevoegd.

“Als we weten dat het morgen wat oplevert, levert het over 30 jaar ook wat op”

Frits Schultheiss, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Karen Janssen, Avans Hogeschool
Huub Schoenaker, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Han van Son, Avans Hogeschool
Taco Tuinhof, Rothuizen Architecten en Stedenbouwkundigen
Jonas Kolenberg, De Groene Jongens


[1] Het Integrated Reporting Council (IIRC) is een wereldwijde coalitie van regelgevers, investeerders, ondernemingen, accounting professionals, NGO’s en standaard setters.

< Update Cirkelregio De Achterhoek | Huiskamer Aardgasvrij Pendrecht >